04 February 2020

Ottema's preface to his 2nd OLB edition (1876)

In the left column the original text, in the middle an improvised translation (that I will check and try to improve) by Alewyn Raubenheimer and to the right notes may be added.

Voorbericht.

De eerste druk van het Oera Linda Boek is uitverkocht, en daardoor de gelegenheid ontstaan, om eene tweede uitgave ter perse te leggen. Voor mij is dit eene gewenschte zaak, omdat ik nu in staat gesteld ben hier en daar eene ingeslopen fout te herstellen of eene minder juiste vertaling te verbeteren.
Foreword.

The first edition of the Oera Linda Book has been sold out and as a result, the opportunity has arisen to publish a second edition. I welcome this opportunity because it allows me to correct some mistakes that crept in previously or to improve on a less accurate translation.
3
Van zijne eerste verschijning af, ja zelfs reeds voor dat het gedrukt was, heeft het boek eene groote tegenspraak en veroordeeling ondervonden. Vele pennen zijn daarover in beweging gebracht, eerst om de uitgave te beletten en vervolgens om de verspreiding tegen te gaan.

Niet alleen binnen ’s lands, maar ook daar buiten is men tegen dat boek te velde getrokken, als of van de echtheid of onechtheid daarvan het welzijn van land en volk afhing.
Since its first appearance, (and) even before it was printed, the book has been criticised and rejected. Many tried to prevent it from being published or distributed.

Not only within, but also ouside the country people rallied against the book as though the well-being of the country and people depended on its authenticity.
3
Wat heeft toch dat onschuldige boek gedaan, om zoo veel haat en verbittering op te wekken? Is het zoo’n bespottelijk prulschrift, zulk eene domme wartaal, niet waardig om gelezen te worden; wel nu men leze het niet. Maar als men het dan toch leest, dan leze men ook wat ik er bij en over geschreven heb in de Inleiding, de Geschiedkundige Aanteekeningen, de Koninklijke Akademie en het Oera Linda Boek, en de Deventer Courant en het Oera Linda Boek. Doch dat is juist wat men niet doet. Men wil niet ingelicht wezen over den aard, de strekking en de wetenschappelijke waarde van het boek. Het is veel gemakkelijker en pleizieriger in den blinde te schermen en in het wilde te schreeuwen, dan zich te zetten tot een ernstig onderzoek. Ieder, die maar even het boek oppervlakkig heeft ingezien, of er wat over heeft hooren praten, waant zich gerechtigd om er een afkeurend oordeel over uit te spreken. Dat oordeel maakt een triumftocht door alle nieuwsbladen, wordt door het van de zaak onkundig publiek toegejuicht, en het land is gered. What did the poor book do to deserve such hatred and bitterness? Is the text and language such gibberish and nonsense that it does not deserve to be read; well, people do not read it. If they do read it, they will also read what I wrote in the Introduction, the Historical Notes, the Royal Academy and the Oera Linda Book, and De Deventer Newspaper and the Oera Linda Book. Yet, this is exactly what they don’t do. People do not want to be informed about the nature, the scope or the scientific value of the book. It is much easier and enjoyable to blindly reject and shout the book down than doing a serious examination thereof. Everyone, whether they only saw the book superficiously or heard about it, consider themselves qualified to express a derogatory opinion about it. Their verdict is triumphantly published in all newspapers, cheered on by the ignorant public and the country has been saved. 3
Nu hebben de Heeren F. Muller en P. Smidt van Gelder, te Amsterdam, het papier van het Handschrift zoo het heet onderzocht, en beweren in de Nederlandsche Spectator no. 32 van den 5 Augustus 1876, dat het papier in deze eeuw is vervaardigd en wel in de laatste 25 jaren, dat het machinaal papier vergé is en afkomstig uit de fabriek van de Heeren Tielens en Schrammen te Maastricht.

De Heer Muller schrijft, dit gevoelen steunt op de navolgende gronden:

1. Het papier was in de 13e eeuw geheel van katoen, dik, ongelijk, wollig, met zeer ongelijke onduidelijke waterlijnen,—dit papier is dun, gelijk, hard, hier en daar doorschijnend, met geregelde duidelijke waterlijnen.
Now Messrs F. Muller and P. Smidt of Gelder, Amsterdam examined the paper of the manuscript and alleged in the Nederlandsch Spectator no. 32 of 5th August 1876 that the paper was manufactured during this century and more specifically within the last 25 years in the factory (paper mill) of Messrs Tielens and Schrammen in Maastricht.

Mr Muller based his views on the following grounds:

1. Paper of the 13th century was entirely made of cotton, thick, uneven, woolly (and) with uneven and unclear lines. This paper is thin, even, hard, here and there transparent with regular clear waterlines.
3
Antw. Het katoenpapier uit de 13e en vroegere eeuwen moest, eer men er op kon schrijven, daarvoor opzettelijk geprepareerd worden door polijsten. De Arabieren en Gothen hebben dit gedaan op dezelfde wijze als de Egyptenaren hun papier en de Romeinen de fijnere perkamentsoorten glansden, namelijk door sterke wrijving met de slagtand van een wildzwijn, apri dente levigatur (Plinius). Tot een gelijk doel bedienen de boekbinders zich van een agaat. Door de sterke wrijving werden de papiervezelen dichter ineen geperst en daardoor het papier glad en effen en iets dunner als het was. Answer:
Cotton Paper from the 13th century had to be specifically prepared by “polishing” before one could write thereon. The Arabians and Goths (?) did this in the same way as the Egyptians did with their paper and the Romans glossed their finer parchment by rubbing it with the tusks of wild pigs, apri dente levigatur (Plinius). To get an even surface they would burnish the paper with agate. By rubbing the paper the fibres became denser, smoother and thinner than it was.
3
Doch daarom kan men het papier van het H. S. niet dun noemen. Het H. S. bestaat uit 96 bladen, die tusschen eene pers gezet eene gezamenlijke dikte hebben van ruim 12 m.M., waartegen de dikte van 2 boek best hollandsch schrijfpapier 12½ m.M. bedraagt, zoodat de dikte van die beide papiersoorten gelijk staat. En best hollandsch schrijfpapier behoort toch niet onder de dunne papiersoorten.

Ik moet het er voor houden, dat de monsters papier, welke de Heer Muller vroeger gezien heeft, nog ongeprepareerd en ongepolijst geweest zijn, en dat hierdoor het verschil verklaard moet worden, ’t welk hij bij deze vergelijking heeft opgemerkt.
Even so, one cannot call the paper of the Manuscript thin. The Manuscript consists of 96 pages of a thickness comparable to the best Dutch paper types which does not belong to the thinner varieties.

I must point out that the samples of paper that Mr Muller saw earlier were unprepared and unpolished and therefore we must disagree.
3
2. Het papier is van oudsher tot ongeveer 1800 in het midden tusschen de waterlijnen dunner dan ter weerszijde dicht bij de waterlijnen,—dit papier is bij de waterlijnen egaal, gelijk alleen het papier van deze eeuw is.

Antw. Ik merk hierbij op, dat die uitdrukking van oudsher niet verder gaat dan tot het midden der 14e eeuw, toen het linnenpapier in de plaats van het katoenpapier is getreden en de papier-fabrikatie zich al meer en meer over Europa heeft uitgebreid. Die vergelijking heeft dus geene betrekking op het katoenpapier van de 13e eeuw, en leidt tot geene gevolgtrekking tegen het papier van het Handschrift, namelijk dat dit van de tegenwoordige zijn zoude.
2. Paper from earlier times until about 1800 was thinner in the middle than outside the waterlines. This paper (the Manuscript) is even, which shows that it is from this century.

Answer:
I note that the reference to earlier times does not go back further than the 14th century when linen paper instead of cotton paper was increasingly used as paper manufacturing spread throughout Europe. This observation, therefore, does not apply to cotton paper from the 13th century and cannot be used as an argument that the manuscript dates from the present.
3
Het onderscheidt zich juist van het tegenwoordig papier in vier hier zeer belangrijke punten.

a. De breedte der horizontale waterlijnen. Want in een afstand van 33 millimeters telt men daarbij 16 horizontale waterlijnen, zoodat de breedte van elke lijn voluit 2 m.M. bedraagt. Het machinaal papier wijst in dien afstand 17 tot 18 zulke lijnen aan, of voor elke lijn eene breedte van niet meer dan 1.85 m.M. Zwaar Engelsch postpapier heeft op dien afstand 20 lijnen, elk ter breedte van 1.65 m.M.
The distinction with present paper is evident in the following four important points:

a. The width of the horizontal waterlines. Over a distance of 33 millimetres one gets 16 horizontal lines so that the width of each line is 2 mm. Machine paper shows in this distance 17 to 18 such lines with a width of not more than 1.85mm. Heavy English mail paper has 20 such lines, each with a width of 1.65mm
3
b. De afwezigheid van chloor. Eene proef, genomen in mijne tegenwoordigheid door wijlen den heer A. P. H. Kuipers, heeft aangetoond dat het papier in het minst niet reageert op zilver en dus volstrekt geen chloor bevat. Terwijl in deze eeuw geen papier vervaardigd wordt of het is met chloor behandeld en laat bij dezelfde proef op zilver een witten aanslag achter. b. The absence of chlorine. An experiment done in my presence by the late Mr. A.P.H. Kuipers showed that the paper did not react in the slightest with silver and therefore clearly did not contain any chlorine. All paper manufactured during this century have been treated with chlorine which in the same experiment with silver leaves a white residue. 3
c. De afwezigheid van stijfsel, amylum. De proef met eene oplossing van iodium, die op machinaal papier eene zuivere en heldere violette kleur te voorschijn brengt, heeft op dit papier geene uitwerking en laat de bruine kleur van het iodium onveranderd, althans niet meer dan bij elke uit zuivere planten vezelen vervaardigde stof wordt waargenomen, omdat in alle planten vezelstof als natuurlijk bestanddeel eenig amylum aanwezig is. Dit papier is derhalve vervaardigd zonder toevoeging van stijfsel en dus niet in de tegenwoordige eeuw. c. The absence of starch, amylum. The experiment with an iodine solution produces a pure and brilliant violet colour on machine paper but on the manuscript it had no effect and left the brown colour of the iodine unchanged, at least not more than with any other natural plant manufactured fibres because there is no amylum present in plant material. The (Manuscript’s) paper, therefore, was manufactured without the addition of starch and thus not in the present century. 3
d. Ten aanzien van die waterlijnen is er nog een groot verschil tusschen machinaal papier en dat van het Handschrift. Bij het eerste zijn de lijnen van de vergeering uitwendig zichtbaar en vallen terstond in het oog. Bij het laatste zijn de waterlijnen van buiten bijna onzichtbaar, zoo zelfs, dat Dr. E. Verwijs in een brief, d.d. Leiden 1 Dec. 1870, (d.i. nadat het Handschrift gedurende drie jaren in zijne handen geweest was,) aan mij gericht, schreef: Verder het papier, dat èn om den vorm èn om de stof mij verdacht voorkomt. Oogenschijnlijk is het velijnpapier, dat in den rook heeft gehangen.—Scheurt men de bladen in, dan vertoont het zich op de scheur veel witter. Een watermerk is nergens te vinden, en ik heb nooit middeleeuwsch papier gezien zonder watermerk en kan mij het zelfs niet denken.” d. In examining the waterlines there is another big difference between machine produced paper and the Manuscript. In the first case the lines are very clear but in the latter they are almost invisible to such an extent that Dr E. Verwijs in a letter d.d. Leiden 1 Dec 1870 (i.e. after having had the manuscript in his hands for 3 years) wrote to me: “Further, the paper appears very suspicious. It appears that the paper was hung in smoke. If one tears the paper it appears whiter at the tear. There is no watermark to be found and I have never seen paper from the Middle Ages without a watermark and I cannot even imagine that.” 3
Dr. Verwijs heeft dus in al dien tijd de waterlijnen niet gezien, zelfs niet toen hij naar een watermerk zocht. Dit was niet mogelijk, wanneer hij gevergeerd machinaal papier voor zich had gehad. Dr Verwijs therefore has not seen a watermark in all this time even when he was looking for it. It was not possible when he had machine produced paper (to compare with) 3
3. Dit papier is geel gekleurd en niet van nature geel, gelijk veele plaatsen bewijzen.

Antw. Als het papier gekleurd, d. i. geverfd was, dan moest de kleurstof in het papier zijn ingedrongen, doch dit is niet het geval. Op de breuk ziet men duidelijk dat van binnen de vezel wit is. De vuile geelachtig zwarte kleur van het papier is alleen het gevolg van den tijd, en de uitwerking van den ouderdom in een verloop van meer dan zes eeuwen.

Dat overigens het papier nog zoo goed geconserveerd is en vooral door vocht of mot niet geleden heeft, is een bewijs voor de zorgvuldige bewaring van het H. S. als een om het zoo te noemen familie-heiligdom.
3. The paper is coloured yellow but not naturally so.

Answer:
If the paper was (artificially) coloured, i.e. painted, the colouring would have penetrated the paper, but this is not the case. At the tear one can clearly see that the paper is white on the inside. The dirty yellowish black colour of the paper is solely the result of time and aging over more than six centuries.

The fact that the paper was so well preserved over this time and not damaged by damp or mildew is prove of the meticulous care taken to protect this precious family heirloom.
3
4. Dit papier is afgesneden, gelijk duidelijk zichtbaar is; het papier der 13e eeuw laat zich niet afsnijden noch afknippen zonder vezels achter te laten.

Antw. Dit laatste mag in zeker opzicht waar zijn bij ongepolijst papier, maar bewijst niets ten opzichte van gepolijst en daardoor dichter zamengeperst papier, en hangt in allen gevalle af van de meerdere of mindere scherpte van mes of schaar.
4. The paper was cut off very smoothly and evenly; Paper from the 13th century cannot be cut without ravelling.

Answer:
This may be the case with unpolished paper but proves nothing with polished and therefore denser paper and in any event it depends on the sharpness of the knife or scissors used.
3
5. Het afsnijden doet mij denken aan machinaal papier, waarin wel de perpendiculaire waterlijnen (pontuseaux) kunnen gebracht worden, doch het is mij onbekend of daarin de horizontale lijnen van papierramen kunnen zijn; indien ja, dan houd ik dit voor goed machinaal papier, wat daarom niet ouder dan 25 of 30 jaar kan zijn, vroeger kon men in machinaal papier die lijnen niet maken. 5. The paper cuts makes me think of machine produced paper, where the perpendicular waterlines (pontuseaux) could be produced but I am not aware whether the horizontal lines of paper frames could be present; if so, then I regard it as proper machine produced paper not older than 25 to 30 years. Earlier than this one could not make lines on machine produced paper. 3
Antw. Ik heb voor mij liggen eene authentieke verklaring van de Heeren E. van Berk, P. Uurbanus, A. J. Leijer en T. Mooy aan den Helder woonachtig, waarin zij verzekeren, dat bij hen bepaaldelijk tusschen de jaren 1848 en 50 bekend is geweest het bestaan van het handschrift, toebehoorende aan de familie over de Linden, dat later is uitgegeven onder den titel van Thet Oera Linda Bok.

Deze verklaring is in zijn geheel opgenomen in de Heldersche Courant van den 12 Maart 1876.
Answer:
I have in front of me an authentic statement of Messrs E. van Berk, P. Uurbanus, A.J. Leijer and T. Mooy resident in Den Helder wherein they give the assurance that between 1848 and 1850 the existence of the manuscript later published under the title of Thet Oera Linda Bok was already known.

This statement was published in its entirety in the Heldesche newspaper of 12 March 1876.
3
Daarmede vervalt de geheele redeneering van den Heer Muller omtrent het machinaal papier, dat volgens zijne verklaring voor 25 of 30 jaar, d. i. vóór het jaar 1848, nog niet met horizontale waterlijnen gemaakt kon worden.

Het papier van het H. S. is dus niet in deze 19e eeuw gemaakt. Van de 14e tot de 18e eeuw is geen papier bekend of het is voorzien van een fabriekmerk (watermerk); maar in het papier van het H. S. is nergens een spoor van fabriekmerk aanwezig.

Het is dus ook niet vervaardigd in de 14e of latere eeuwen. Zoodat er geen ander besluit overblijft, dan dat het papier uit de 13e eeuw afkomstig moet zijn.
With this Mr. Muller’s argument collapses about machine produced paper which, according to his claim of 25 or 30 years, i.e. before 1848, paper could not have been made with horizontal waterlines.

The paper of the manuscript therefore was not made in the 19th century. From the 14th to the 18th century no paper was made without a watermark but in the manuscript there is no trace of a watermark.

It was thus also not manufacture in the 14th or later centuries. The only conclusion therefore is that the paper came from the 13th century.
3
6. Dit papier is tot boek ingenaaid geweest, blijkens de gaatjes; het is veel te hard rondom die gaatjes om oud te zijn; ook is de wijze van innaaijen geheel modern en geheel anders als bij oude handschriften; daarbij gebruikte men minder gaten en dikker touw of perkament, dan hiervoor kan bezigd zijn. 6. The paper was bound into a book by means of holes. It is too hard around the holes to be old; also the method of binding is too modern and totally different from other old books; in addition less holes and thicker strands of parchment were used than is evident here. 3
Antw. Indien de Heer Muller het geheele H. S. gezien had, dan zoude hij hebben opgemerkt, dat de rugzijde der katerns (of liever sexterns) nergens eene spoor van lijm of ander plaksel vertoont. Dit bewijst, dat het niet ingenaaid is geweest op eenige moderne manier, noch op touwtjes, noch op reepjes perkament, noch op strookjes, maar daarentegen op eene zeer eenvoudige en primitieve manier, door onmiddellijke vasthechting met naald en draad in een perkamenten omslag, gelijk men in den handel nog wel aantreft bij kleine boekjes, zoogenaamd los ineengehangen goedje, als almanakken en dergelijke. Answer:
If Mr. Muller saw the complete manuscript he would have noticed that the spine nowhere shows any traces of glue. That proves that it was not bound by any modern methods, nor by string, parchment or strips but rather by a very simple and primitive method of securing with needle and thread in a cover of parchment which one still find in the trade such as with calendars and so forth.
3
Dit kan iedereen doen, en dit zal Hiddo oera Linda ook wel eigenhandig gedaan hebben, en wel reeds daarom, omdat hij zijn Handschrift niet kon toevertrouwen aan een boekbinder, dewijl die kunst in de kloosters werd uitgeoefend, en zijn voorzaat Liko dringend gewaarschuwd had voor de monniken, papekappa, wier oogen vooral niet mochten gaan over deze schriften. This anyone can do and this is what Hiddo Oera Linda also did because he could not entrust the Manuscript to any (professional) book binders who (by and large) performed their work in monasteries. He warned his son about monks and that they must never see the Manuscript. 3
7. Het schrift is veel te nieuw voor een hoogen ouderdom; de inkt ligt op het papier; heeft het papier niet aangetast, wat bij hoogen ouderdom van den inkt noodzakelijk moet gebeuren.

De inkt is veel te zwart voor hoogen ouderdom, die was oudtijds lichter en werd na langen tijd geheel bruin.
7. The writing is too new for an old document. The ink lies on the paper and has not affected the paper in any way which should have happened with an old document.

The ink is too black. In olden times the ink was lighter and with time it turned brown.
3
Antw. Hiertegenover stel ik de woorden van Wattenbach, das Schriftwesen im Mittelalter (Leipzig 1871) S. 137:

»In alten Handschriften ist die Dinte schwarz oder bräunlich, immer von ausgezeichnet guter Beschaffenheit. Nachdem aber von 13 Jahrhundert an immer massenhafter geschrieben wird, erscheint die Dinte häufig grau oder gelblich, und ist zuweilen ganz verblasst.”
Answer:
In response to this I present the views of Wattenbach, in “Schriffcwesen im Mittelalter” (Middle Ages):

“In old manuscripts, the ink is black or brownish, always of a good to excellent quality. After 1300 AD, however, the ink often appears grey or yellowish and is sometimes quite faded.”
3
»Als Bestandtheile des atramentum librarium giebt Plinius Russ (lampenroet) und Gummi an. Marcianus Capella erwähnt zuerst die Galläpfel: gallarum gummeosque commixtio.”

»Eine Mischung von Kupfervitriol und Galläpfeln soll am häufigsten sein.”

Uit welke bestanddeelen nu de inkt, waarmede het H. S. geschreven is, kan bereid zijn, is mij onbekend; doch ik hecht aan de getuigenis van Wattenbach voor de goede hoedanigheid der inkt tot in de 13e eeuw, als bewijs voor de herkomst van het H. S. uit de 13e eeuw.
(The rest of the quote appears to explain the ingredients of the ink in German which I could not decipher)

What the ingredients of the ink was with which the Manuscript was written, I do not know; but I accept the statement of Wattenbach as to the good quality of the ink until the 13th century as proof of the Manuscript’s origin in the 13th century.
3
- - -
Om deze redenen kan ik mij niet vereenigen met of berusten in het oordeel van de Heeren Muller en Van Gelder, welk oordeel bovendien niet geheel vrij is van eenzijdigheid. Zij hebben zich hoofdzakelijk de vraag gesteld: komt het papier van het H. S. in meerdere of mindere mate overeen met eene papiersoort van den tegenwoordigen tijd, papier vergé. Dit is echter de tweede helft der kwestie. De eerste en voornaamste helft is: in hoeverre komt het Handschrift overeen met andere Manuscripten op papier die ouder zijn dan van het jaar 1300.
- - -
For these reasons I cannot associate myself or accept the opinions of Messrs Muller and Van Gelder whose opinions in any event are not without prejudice. They essentially asked the question whether the Manuscript’s paper in any way conforms to paper from the present time. This is however the second part of the issue. The first and more important part is how the writing compares to other manuscripts older than the 13th century.
3
In betrekking hiertoe heb ik hier nog eene opmerking bij te voegen. Het Handschrift is gelinieerd geweest, waarschijnlijk met lood, doch de hooge ouderdom heeft die lijnen doen verbleeken en bijna uitgewischt, zoozeer dat ik in den eersten tijd ze wel vermoedde, maar niet onderscheiden kon, voordat Jhr. Hooft van Iddekinge er mij opmerkzaam op maakte. Zoodra deze een deel van het Handschrift onder oogen kreeg, zeide hij: dat is gelinieerd geweest, en dáár kan men de sporen er van zien.” En toen ik zoo die sporen eens had leeren zien, viel het mij gemakkelijk ze overal op elke bladzijde te onderkennen. In connection with this, I have one more remark to add. The writing was lined, possibly with lead but the age of the document caused the lines to fade and almost to disappear so much so that I could at first only suspect that the pages were ruled until [lord] Hooft van Iddekinge pointed it out to me. When he first saw the manuscript he said that the paper was ruled and showed me the traces. Once I knew what to look for I could see the lines on every page. 3
Daarom heb ik ook op het facsimilé van bl. 45 de linieering hersteld, teneinde te doen blijken hoe nauwkeurig en zorgvuldig die lijnen getrokken, en de letters daartusschen geschreven waren, en tevens om te doen beseffen, hoeveel tijd en vlijt er aan dat H. S., waarvan slechts een paar honderd bladzijden zijn overgebleven, besteed is. Daarvan heb ik de proef genomen door op gewoon gelinieerd papier pagina voor pagina het H. S. in zijn eigen schrift te copieeren, en aan dat werk 300 uren moeten besteden. Dat is nog maar alleen overschrijven, en dan zoude een verdichter nog eerst het geheele boek moeten zamengesteld hebben, in eene taal, die van de bekende dialekten van het Oud-friesch even onderscheiden is, als deze alle onderling verschillen; want die oude Friesche wetten d. i. het wester Lauwers, het Hunsingoër, het Fivelgoër, het Oldampster, het Emsingoër, het Brokmer, het Rustringer recht, zijn in even zooveele verschillende dialecten geschreven en wijken in spelling en woordvormen van elkander af. Tegenover die alle zoude hij een afzonderlijk dialect moeten uitvinden, dat gesproken is tusschen het Flie en de Schelde. En ten slotte had hij nog een letterschrift moeten bedenken, dat meer en beter dan eenig ander voor de Friesche taal geschikt is. For this reason I redrew the lines on the facsimile of page 45 to show how meticulous the lines were drawn and the letters written between them. In fact it made me realise how much time and effort were spent on the Manuscript. From this I copied the script page for page onto normal ruled paper which would have taken some 300 hours. That would only be the copying. In addition, a fraudster would have had to compile the book, in a unique language which had to be different from known Frisian dialects which all differ in spelling, syntax, etc. Against this one would have had to invent a dialect that would have been spoken between the Flie and the Schelde. Lastly one would have had to invent letters and an alphabet that would be more suitable to the Frisian language than anything known. 3
Ten aanzien van dat letterschrift moet ik eindelijk nog wijzen op eene zeer kenmerkende bijzonderheid:

Het alfabet heeft nog geen q en z. De verbindingen qu, sc, sch en de c aan het begin van een woord zijn nog niet bekend, ten bewijze, dat deze geschriften zijn uit den vóór Romeinschen tijd.

De c wordt niet anders gebruikt dan in de verbinding ch, als geadspireerde of verscherpte g b.v. burch m.v. burga.
In connection with the letters I must point out a very distinctive feature:

The alphabet had no q and s. The prefixes qu, se, sch and de c at the beginning of words were still unknown which prove that this document dated from before Roman times.

The c is not use any different than [only used in combination] ch.
3
In de Friesche Rechtboeken daarentegen heeft de taal die schrijfwijze uit het Latijn aangenomen, en afzonderlijke teekens voor verlengde vocalen verloren, gelijk mede die voor gs, ng en th. Die invloed van het Latijn heeft vooral sedert Karel den Groote het alfabet door vermindering van het getal der letters vereenvoudigd, maar daardoor ook bedorven en minder geschikt gemaakt voor de aanduiding van aan de Friesche taal eigendommelijke klanken. In dit opzicht heeft de Friesche schrijfwijze of spelling een verbastering ondergaan, waarvan de gevolgen bij de tegenwoordige schrijvers diep gevoeld worden. In the Frisian Legal Books (Friesche Rechtboeken), the language adopted the Latin style of writing.and independent signs before vowals were lost together with the prefixes gs, ng, and th. The influence of Latin, especially since Charlemagne, simplified the alphabet by reducing the number of letters but it also made the alphabet less suitable to the unique sounds in the Frisian language. In this regard the Frisian style and spelling were corrupted to an extend that is still felt by present day authors. 3
Een verdichter zoude zich wel gewacht hebben aan de spelling en het alfabet van de oud-Friesche wetten iets te veranderen, en wel gezorgd hebben door eenige verandering geen wantrouwen te wekken. A fraudster would have had to consider the spelling and the alphabet of the Old Frisian Laws without creating suspicion. 3
Zie dat is niet een werkje, dat een of andere guit voor de grap uitvoert, alleen om iemand te foppen. Dit te veronderstellen is immers eene ongerijmdheid. Doch dat is niets.

De negative kritiek der moderne wetenschap staat voor geene ongerijmdheden. Als zij zich eenmaal in het hoofd gezet heeft niet te willen dulden dat het Oera Linda Boek echt is, dan moet het onecht wezen, het koste wat het wil. Nu loopt zij overal rond om den bedrieger te zoeken; er is zelfs sprake van geld bijeen te brengen om een prijs op zijn hoofd te stellen en den aanbrenger te beloonen. Doch alles even vruchteloos, om de eenvoudige en natuurlijke reden, dat die man niet bestaat en nooit bestaan heeft.
This (the Manuscript) is not some trivial task that some joker carried out just to fool somebody. To accept this is quite irregular. That however is nothing.

The negative criticism of modern science does not accept any irregularities. If they have decided that the Oera Linda book is not authentic then it must be false, whatever it takes. Now they search everywhere to find the culprit; there is even talk of a price on the head of the offender and a reward for anyone who turns him in. Yet, all this is in vain for the simple reason that such a person does not exist and never has.
3
Intusschen meent zij overal het publiek af te schrikken en richt tot iedereen de inquisitoriale vraag: geloof jij nog aan het Oera Linda Boek? Mijn antwoord is: ja Mijne Heeren.

Ik heb nu bijna zes jaren lang dat boek door en door als ’t ware van binnen en van buiten bestudeerd, in verband met de geheele oude Grieksche en Latijnsche literatuur, maar nergens heb ik iets kunnen vinden, wat mij eenigen grond tot twijfel aanbood. Daarom geloof ik nog aan de echtheid van thet Oera Linda Bok,* en om deze reden heb ik de eer u eene tweede uitgave daarvan aan te bieden.

* Het woord Bok wordt in het Handschrift overal zoo geschreven; en daarmede stemmen alle Oud-Friesche Rechtboeken overeen. De woordenboeken van v. Richthofen en Hettema schrijven Bok of Boc. De spelling Bôk is Kamper wanspraak.

Leeuwarden, Sept. 1876.
Dr. J.G. Ottema.
In the meantime the public is frightened by the question: “Do you still believe in the Oera Linda Book?” My answer is: “Yes, Gentlemen”.

I have now spent almost six years in studying the book over and over from inside and outside, in the context of the old Greek and Latin literature but nowhere could I find any grounds for doubt. That is why I still believe that the Oera Linda Book is authentic and that is why I present the second edition.

Leeuwarden, Sept. 1876.
Dr. J.G. Ottema
3


No comments:

Post a Comment