05 February 2020

Ottema (1876) "Het handschrift ... heeft al langen tijd ... bestaan"

This short essay was first published in the Friesche Courant (Oct. 5, 1876) and was added to the second edition of Ottema's OL translation (1876).

English translation may be improved and more notes may be added.


Het Handschrift
van
Thet Oera Linda Bok
heeft al langen tijd vóór het jaar 1600 bestaan.

De pagineering van het Handschrift is daaraan in lateren tijd toegevoegd. De Handschriften uit den oudsten tijd waren ongepagineerd, en zelfs de oudste voortbrengselen van de drukpers (incunabelen), b.v. de eerste druk van het Oudfriesch Landrecht (Jus Municipale Frisonum), zoogenaamde Anjumer druk, 1466, heeft slechts een aanwijzing van de volgorde der drukvellen (signatuur) door middel van letters, maar geene paginatuur.
The Manuscript
of
the Oera Linda-book
existed long before 1600 CE.

The pagination of the manuscript has been added to it in a later age. The oldest manuscripts were unpaged, and even the oldest products of the printing press (incunabula), e.g. the first edition of the Old Frisan Landlaws (Jus Municipale Frisonum), so-called Anjumer edition, 1466, has only an indication of the order of the printing sheets (signature) by means of letters, but no page numbers.
3
In de Latijnsche uitgave van Claudii Ptolemaei Geographia, door Bilibaldus Pirckheymerus, te Straatsburg 1525, folio, komt nog geene paginatuur voor;

zelfs nog niet in de Editie van Ausonii Opera te Bordeaux 1591, quarto.
In the Latin edition of Claudii Ptolemaei Geographia, by Bilibaldus Pirckheymerus, in Strasbourg 1525, folio, there is still no pageature;

not even in the Edition of Ausonii Opera in Bordeaux 1591, quarto.
3
De sijfers der pagineering komen ook niet overeen met de vormen, die in het H.S. zelf gebezigd zijn en afgebeeld op de tweede plaat. Zij hebben daarentegen den vorm, die tegen het einde der 16e eeuw in het schrijven daarvoor gebruikt is. Doch in hunne zamenstelling vertoonen zij een voor ons vreemd verschijnsel, dat namelijk de honderdtallen van de eenheden en tientallen gescheiden zijn door het woordje ànd of daarvoor een streepje. Even zoo als men sprekende zegt: honderd en een, zoo is hier ook geschreven. 100 ànd 1, 100-2, 100-3, enz. tot 100-99; en dan verder weer 200, 200 ànd 1, 200-2, 200-3, enz. tot 200 ànd 10, (dat de laatste pagina is.) The numbers and pagination also do not correspond to the forms used in the manuscript itself and depicted on the second image. They have, however, the form that was used in writing before the end of the 16th century. But in their composition they show a phenomenon that is strange to us, namely that the hundreds and tens are separated by the word and or a hyphen. Just as one says speaking: one hundred and one, that is also written here. 100 and 1, 100-2, 100-3, etc. to 100-99; followed by 200, 200 and 1, 200-2, 200-3, etc. up to 200 and 10 (being the last page). 3
Die wijze van getallen schrijven ontmoet men ook hier en daar in het H.S. b.v.
100 ànd 1 jér;
an tha jéra 1000 ànd 5;
1600 ànd 2 jér;
sont 100 ànd 8 jér.
That way of writing numbers is also encountered here and there in the manuscript, e.g.
100 and 1 years;
in the year 1000 and 5;
1600 and 2 years;
since 100 and 8 years.
3
Deze bijzonderheid geeft ons eene aanwijzing van den tijd, wanneer die pagineering geschied is. Wij vinden namelijk die schrijfwijze ook in die Cronijck van Hollant, enz. tot Delft, 1591 (Divisie kronijk), b.v.: Als die werelt gestaen had ontrent iiiMiiC ende Lxxv jaer, ende was voor Christus geboorte ontrent MCC ende xxiii jaer. This particularity gives us an indication of the time when that pagination was done. For we find that notation in the Cronijck van Hollant, etc. until Delft, 1591 (Divisie kronijk), e.g.: When the world existed iiiMiiC and Lxxv years; before the birth of Christ MCC and xxiii years. 3
In den jare ons Heeren vC ende Lxxxix.
In 't jaer viiC ende Lxxii. (700 en 72).
Anno viiiC ende xxvii. (800 en 27). enz. enz.
In the year of our Lord vC and Lxxxix.
etc.
3

De Cronyke van Vrieslant, door Ockam Scharlensem, enz. (Andreas Cornelius Stavriensis) tot Leeuwarden, 1597, folio, schrijft gedurig:

Anno 300.96. Als men schreef 300.93. Anno 400.57. Anno 500.38. Anno 600.72. Anno 1000.8. Anno 1000 ende 15 enz.

The Cronyke van Vrieslant, by Ockam Scharlensem, etc. (Andreas Cornelius Stavriensis) from Leeuwarden, 1597, folio, consequently writes:

Anno 300.96. The year was 300.93. Anno 1000 and 15, etc.
3

In latere boeken vindt men deze omslagtige wijze van getallen op te teekenen niet meer. Doch men ziet, dat zij tegen het einde der 16e eeuw nog bekend en in gebruik was.

Hieruit kan men veilig besluiten, dat de paginatuur van het Handschrift ook van dat einde der 16e eeuw dagteekent.

In later books you will no longer find this comprehensive way of recording numbers. But it clear that it was still known and in use by the end of the 16th century.

One can safely conclude from this that the pagination of the manuscript also dates from the late 16th century.
3
Met andere woorden, reeds vóór het jaar 1600 bestond het Handschrift.

Doch uit die paginatuur leeren wij nog meer bijzonderheden, omtrent het Handschrift kennen.
In other words, the manuscript already existed before the year 1600.

But from that pagination we learn more peculiarities about the manuscript.
3
De laatste bladzijde is niet gemerkt 200-10, op de wijze als de vorige; maar voluit 200 ànd 10. Dit bewijst, dat de man, die de bladen pagineerde, hier zijne taak geeindigd had, en dat deze bladzijde toen de laatste was van hetgene er destijds nog van het Handschrift aanwezig was, dewijl het slot van het Handschrift reeds vóór dien tijd was verloren geraakt. The last page is not marked 200-10, in the same way as the previous one; but in full 200 and 10. This proves that the man who paged the pages had finished his task here, and that this page was the last of what at the time remained of the manuscript, meaning that the end of the manuscript had already been lost before that time. 3
Dit had niet kunnen geschieden, in dien niet het Hand-schrift reeds een geruimen tijd vroeger door het slijten en breken van de draden uit het omslag was gevallen en in losse katerns en bladen daar heen had gelegen. This could not have happened if the manuscript had not fallen out of the cover a long time earlier by the wear and tear of the threads and had been lying there in loose sections and sheets. 3
De zorg om te voorkomen, dat die los liggende bladen in wanorde zouden geraken, heeft voorzeker den toenmaligen eigenaar er toegebracht, om ze van eene paginatuur te voorzien. The concern to prevent these loose sheets from becoming disordered has certainly caused the former owner to provide them with a pagination. 3
Deze loopt geregeld door tot bl. 168, vervolgt dan, p. 189 tot 192, en eindelijk van p. 195 tot 210. Wat hier tusschen ontbreekt, komt mij voor in lateren tijd verloren gegaan te zijn, zoodat thans de zeven eerste katerns nog compleet zijn, van het achtste slechts de beide laatste bladen p. 189—192, en van het negende katern de acht middelste bladen p. 125—210 overig zijn. This runs regularly to p. 168, then continues, p. 189 to 192, and finally from p. 195 to 210. What is lacking in between to me seems to have been lost in later times, so that the seven first quarters are now complete, of the eighth only the last two sheets p. 189—92, and the eight middle pages of the ninth section p. 125—210. 3

Het voornaamste besluit, dat hieruit volgt, is, dat het Handschrift, zoo lang het in zijn omslag was vast gehecht, nog ongepagineerd geweest is, en dat dus Hiddo oera Linda de pagina's niet genommerd heeft. Hij behoefde dat trouwens ook niet te doen, omdat hij zijn Handschrift zelf innaaijende wel wist, hoe de katerns op elkander volgden.

The main conclusion that follows is that the manuscript, as long as it was stuck in its cover, was still unpaged, and that Hidde Oera Linda did not number the pages. He did not have to do that either, because sewing the booklets into one another himself, he knew how the sections followed one another.
3
Had hij het Handschrift aan een binder gegeven, om het in te naaijen, dan had hij de katerns van eene volgletter of ander merk moeten voorzien. Doch dit heeft hij ook niet gedaan, en dit bevestigt wederom mijne elders reeds uitgesproken veronderstelling (Voorbericht bl. XII), dat Hiddo oera Linda eigenhandig het Handschrift in een omslag heeft ingenaaid. If he had given the manuscript to a binder to sew it in, he would have had to provide the sections with a sequential letter or other mark. But he did not do this either, and this again confirms my assumption already made elsewhere (Preface p. XII), that Hidde Oera Linda has hand-sewn the manuscript in a cover. Note: the sheets could already have been sewn together before Hidde started writing the pages.

No comments:

Post a Comment