Na het onderzoek van prof. Hellinga c.s. over het Oera Linda-boek, is het mysterie, dat nu reeds 92 jaar om een oplossing vraagt, in een nieuw stadium gekomen. Prof. Hellinga kwam op 4 januari j.l. met de verrassende mededeling, dat Cornelis Over de Linden, die reeds sedert 1876 als de auteur van het geruchtmakende handschrift was gedoodverfd, de auteur niet kon zijn, doch hoogstens slechts het boek slordig had overgeschreven. Het gaat er nu om wie het wel geweest is die dit gigantische werk heeft geschreven en wanneer dit gedaan werd. Prof. Hellinga zal ongetwijfeld bij nader onderzoek wel ontdekken in welke richting gezocht moet worden en mogelijk ook de auteur kunnen aanwijzen. In afwachting van dit verdere onderzoek komt het mij wenselijk voor enige aandacht te vragen voor de afstamming van de familie Over de Linden, daar deze wellicht kan bijdragen tot de ontknoping van het mysterie.
Het feit dat in 1952 nog nimmer een onderzoek naar de afstamming van de zovele malen door het geruchtmakende Oera Linda boek genoemde familie Over de Linden was verricht, deed mij toen besluiten dit ter hand te nemen. Aanleiding hiertoe was ook de brochure van de heer E. Molenaar: Het geheimzinnige handschrift van de familie Over de Linden. In deze brochure zijn een drietal verklaringen opgenomen, die aannemelijk maken, dat het handschrift Oera Linda vóór 1850 aanwezig was in de woning van tante Aafje in de Vijzelstraat te Enkhuizen. Ook is sprake van een gelegaliseerde verklaring van een drietal personen, die bevestigen, dat al in 1848 - 1850 het handschrift in bezit was van de familie. Wanneer dit juist is en dat lijkt er nu, na het rapport van prof. Hellinga, meer op dan voorheen, dan rijst de vraag: Hoe is de familie aan dit handschrift gekomen; wie heeft er de namen Oera Linda en Lindaoorden enz. in verwerkt? Het is niet aannemelijk dat een niet-Over de Linden dit deed. Op de één of andere wijze was de auteur bij de familie Over de Linden betrokken. Op een vijftal plaatsen en op verschillende pagina’s, treffen we de woorden Ovira Linda, Lindawald, Lindaoorden aan. Dit zijn geen woorden die er door een overschrijver zijn tussen gevoegd, maar reeds in het handschrift moeten gestaan hebben.
Het samenstellen van de stamboom Over de Linden was geen gemakkelijk werk. Verder dan Jan Andries, die in 1746 in Enkhuizen opduikt en daar volgens familieaantekeningen politieman was, kon niet worden gekomen. Hoe ook gezocht werd in het Weststellingwerfse gebied en in de Enkhuizer archieven: er kon geen schakel worden gevonden tussen de naam Over de Linden en de streek van de rivier de Linde in Stellingwerf. De naam bleef dus een raadsel, en daar deze vóór 1776 in Enkhuizen niet voorkwam, meende ik - gezien ook de Hollandse namen bij de kinderen van Jan Andries en Janke Johannes - dat een Friese afstamming betwijfeld moest worden. Was dit een teleurstelling, een verrassing werd, dat in de stamboom een persoon naar voren kwam, die m.i. het Oera-Linda-mysterie nog groter maakte.
De oudste zoon van Jan Andries, Johannes, geboren 18 december 1752 te Enkhuizen, was nl. boekverkoper van beroep. Hij overleed 12 mei 1809 in Enkhuizen. Van hem zijn talrijke acten aanwezig in de oud-rechterlijke en notariële archieven van Enkhuizen. Zijn handtekening verraadt een man die uiterst handig met de pen was en tevens een intellectueel, die zijn vak uitstekend verstond. Zijn vrouw stierf op 13 november 1805, nog maar 52 jaar oud. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren, twee jongens en twee meisjes. Eén zoon stierf op drie-jarige leeftijd. De andere zoon Jan, gedoopt 27 november 1776, werd boekdrukker van beroep en zette tevens de zaak van zijn vader voort. Op 31 juli 1802 trouwde hij met Johanna Blikkenhorst.
Het lijkt er veel op dat Johannes Jans gemakkelijk in de gelegenheid is geweest de literatuur te verzamelen, waaruit het Oera-Lindaboek werd opgebouwd als een familiekroniek. Het plotselinge afbreken er van zou er op kunnen wijzen dat de auteur door ziekte of dood (1809) verhinderd is geworden zijn werk voort te zetten. Het zou zelfs begrijpelijk zijn dat deze familiekroniek niet op zijn zoon was overgeërfd, daar die als vakman de vervalsing direct herkende of mogelijk zelf van het werk van zijn vader afgeweten heeft. De broer van Johannes, Andries, was een eenvoudige scheepstimmerman, en het feit, dat diens zoon Jan in 1831 (ook volgens Molenaar) reeds van het bestaan der familiekroniek afwist, maakt het zelfs aannemelijk dat het boek overging op de boekverkoper zijn broer.
De resultaten van het onderzoek werden door mij destijds beschreven in een brochure: Het Oera-Linda-boek en het ontstaan van het geslacht Over de Linden. Deze brochure was een aanleiding voor Mr. J.G. Huyser, oud-president van het Haagse Gerechtshof, ook een brochure te schrijven, waarin nagegaan werd of de geestesrichting, die het Oera-Linda-boek vertegenwoordigt, inderdaad aanwezig was in de levensjaren van de Enkhuizer boekverkoper. Mr. Huyser kwam tot de conclusie dat dit inderdaad het geval was en achtte het waarschijnlijk dat Johannes Jans Over de Linden wel meer van de beruchte familiekroniek geweten heeft. Ondanks deze aanwijzingen is het niet uitgesloten dat ook de zoon Jan in staat is geweest een dergelijke kroniek te schrijven. Ook hij was daartoe in de gelegenheid uit hoofde van zijn beroep.
Er is ook altijd nog een wapen Over de Linden, waar een bron of brug of put in voorkomt en dat voor een werkstuk van de scheepstimmerman Cornelis Over de Linden is aangezien. Reeds jaren geleden kwam Dr. Kits Nieuwenkamp tot de conclusie dat dit wapen van onmiskenbare laat 18e eeuwse makelij was. Wijlen Dr. Rühl, leraar in de heraldische wetenschap, o.a. ontwerper van het wapen van Indonesië, heeft het wapen, dat in bezit is van de Amsterdamse oud-inspecteur van politie Over de Linden, ook gezien en kwam eveneens tot de conclusie dat het een laat 18e eeuws werkstuk moet zijn geweest. Nu schijnen de ontwerper van het wapen en de auteur wel één en dezelfde persoon geweest te zijn, gezien het symbool in het wapen en de Oera-Linda spreuk: Waak!
Door het werkje van collega R.S. Roorda Nammen út earder tiid werd ik er op attent gemaakt, dat in de bijlagen van de criminele sententies van het Hof van Friesland op 27 april 1741 de naam van de Leeuwarder klerk Jan Overlinde voorkwam. Jammer genoeg was deze Jan Overlinde alleen maar getuige en was de enige bijzonderheid dat de man 23 jaar was, dus geboren in 1718-1719. Deze leeftijd klopte niet met de leeftijd opgegeven in de overlijdensacte van de Enkhuizer Jan Andries. Hij zou geboren moeten zijn in 1716-1717. Doch daar men het vroeger met de leeftijd niet zo nauw nam, lijkt het er veel op dat de Leeuwarder klerk en de Enkhuizer (politieman?) één en dezelfde persoon waren.
Door de heer D.D. Osinga werd ik op de hoogte gebracht met een ondertrouw-inschrijving te Harlingen op 15 augustus 1745 tussen Jan Overdelende en Janke Hansen, beiden van Harlingen. Dit was dus het gezochte huwelijk. De doop van beide personen mocht ik in Harlingen niet vinden, zodat het vrijwel zeker is dat zij van elders kwamen. Waren deze gegevens reeds belangrijk voor de afstamming Over de Linden (Friese afkomst), anders werd het nog toen er nog meer Over de Linden’s in Friesland ontdekt werden.
In Sneek trof ik op 17 mei 1829 het huwelijk aan dat gesloten werd tussen Engele Andries Over de Linde, schoenmaker van beroep, en Jantje Simons de Waard uit Munnekezijl. Engele Andries was op 2 jan. 1802 in Lemmer gedoopt als zoon van Andries Engeles en Dina Laskewitz. Het bleek dat deze Andries Engeles in 1811 de naam Over de Linde aannam. Hij was een zoon van Engele Haltses en Lysberth Andries in Lemmer, die daar op 16 jan. 1745 waren gehuwd, dus in hetzelfde jaar als Jan Overdelende in Harlingen. En nu kwam de ontknoping: Lysbeth of Elisabeth bleek te komen uit Steggerda! Daar Jan Andries in Enkhuizen ook een dochter Elisabeth had, kan het niet anders dan Elisabeth in Lemmer en Jan in Enkhuizen zijn zuster en broer geweest en daarom kan aangenomen worden, dat de Enkhuizer stamvader eveneens van Steggerda kwam, waarmee de naam nu geheel verklaard is, want Steggerda lag vanuit Friesland gerekend: Over de Linde!
Het vreemde is echter dat er geen overeenkomst bestaat in de namen van Jan’s en Elisabeths kinderen. Van Jan waren het: Andries, Trijntje, Hermanus, Marmijntje, Johannes, Margrietje, Barbertje, Andries Gerrit en Elisabeth. Elisabeths kinderen waren Meint, Harmke, Andries, Jits, Poppe en Aaltje. Hoe de kinderen van Jan vernoemd zijn weten we niet, maar wel dat Meint, Engele en Jits in Lemmer van vaders kant kwamen en Harmke en Poppe dus van moeders kant. Het is daarom wel mogelijk dat Harmanus naar Jans moeder genoemd is en we als vader en moeder dus een Andries en Harmke moeten zoeken. Maar het doopboek van Steggerda begint juist te laat, n.l. in 1728 en ook in de oud-rechterlijke archivalia werd niets van betekenis gevonden. De enige Andries die we in het doopboek, in de reëele cohieren en in het volkstellings-register van 1744 nog vinden en voor vader in aanmerking komt is een Andries Wybes te Steggerda, in 1744 insolvent, die in 1730 nog een zoon Pape liet dopen, waarin we dezelfde naam moeten zien als Pope.
Ofschoon we met het genealogisch onderzoek nog niet veel verder gekomen zijn en de stamvader in Steggerda nog niet eens vaststaat, is nu wel bewezen, dat de familie uit Steggerda kwam en de naam dankt aan de rivier de Linde. Het Oera-Linda-mysterie is hiermede voorgoed een familie Over de Linden-zaak geworden, al is het spijtig voor dit geslacht dat van een duizenden jaren oude adellijke afstamming uit de Oera-Linda-oorden geen sprake kan zijn, want adel en bezit viel in Steggerda niet te ontdekken.
W. Tsj. Vleer
![]() |
schema zoals weergegeven in Dossier Oera Linda door Nico Luitse (1990) |
No comments:
Post a Comment